Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB0890

Datum uitspraak2007-04-18
Datum gepubliceerd2007-08-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers81841 / HA ZA 06-1258
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overeenkomst tot het begeleiden en adviseren bij de verkoop van een tankstation. Sprake van een toerekenbare tekortkoming bij de uitvoering van de overeenkomst; ontbinding van de overeenkomst; ongedaanmakingsverbintenissen


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 81841 / HA ZA 06-1258 Vonnis van 18 april 2007 in de zaak van [eiser in conventie], h.o.d.n. OAO Adviesgroep wonende te [woonplaats], eiser in conventie, verweerder in reconventie, procureur mr. C.B. Gaaf, advocaat mr. H. van der Perk te Deventer, tegen 1. de vennootschap onder firma [gedaagde in conventie 1], gevestigd te [woonplaats] 2. [gedaagde in conventie 2], wonende te [woonplaats] 3. [gedaagde in conventie 3], wonende te [woonplaats] gedaagden in conventie, eisers in reconventie, procureur mr. H. Oosterhuis. Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 17 januari 2007 - het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2007 - de conclusie van antwoord in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 5 januari 2006 hebben partijen een overeenkomst gesloten, hierna: de overeenkomst, waarin is vastgelegd dat [eiser in conventie], handelend onder de naam OAO, [gedaagde in conventie] zal begeleiden en adviseren bij de verkoop van haar tankstation. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiser in conventie] van toepassing verklaard. 2.2. Door [eiser in conventie] is een verkoopcatalogus gemaakt waarvan een proefexemplaar op 13 januari 2006 aan [gedaagde in conventie] is toegezonden. In de catalogus staat een prijsindicatie voor het tankstation van € 850.000,00 kosten koper genoemd. De prijsindicatie is gebaseerd op een taxatie die door [eiser in conventie] is gemaakt voordat partijen de overeenkomst waren aangegaan. 2.3. Op enig moment in 2006 heeft [eiser in conventie] een potentiële koper van het tankstation benaderd, Salland Olie Maatschappij B.V., hierna: Salland. Salland bleek geïnteresseerd in het tankstation en bood een bedrag van € 465.000,00, exclusief overname van de voorraad. [eiser in conventie] heeft een concept van een koopovereenkomst opgesteld en aan Salland gezonden. Dit concept is niet eerst aan [gedaagde in conventie] voorgelegd. In het concept is onder meer bepaald dat de koopprijs € 465.000,00 bedraagt, dat tot de te verkopen percelen behoren het tankstation met ondergrondse installatie en verdere opstallen en dat de verkoper garandeert dat de bodem van het verkochte geheel vrij is van verontreiniging en ook dat er geen van het tankstation afkomstige verontreiniging aanwezig is op de belendende percelen. 2.4. Op 19 mei 2006 heeft [eiser in conventie] een kopie van de conceptovereenkomst aan [gedaagde in conventie] gezonden. [gedaagde in conventie] heeft, zij het met de nodige moeite, ingestemd met de in het concept opgenomen koopprijs. [gedaagde in conventie] heeft het concept van de overeenkomst ter beoordeling aan haar accountant, hierna: Deloitte, toegezonden. Bij brief aan [eiser in conventie] van 24 mei 2006 plaatst Deloitte enkele kanttekeningen bij de conceptovereenkomst. In de brief staat onder meer: “Volgens mijn informatie is door cliënten slechts één maal en zeer recent een gesprek gevoerd met de heer [medewerker Salland Olie] van Salland Olie, waarbij die aangaf dat nog niets zeker is. Vervolgens is het uitgewerkte conceptcontract ontvangen waarbij nota bene uitgegaan wordt van levering al op 1 juni a.s.. Cliënten weten niet wat al door u met Salland Olie is besproken en heeft sterk het gevoel zelf nog een aantal zaken te moeten toelichten om op detailniveau afspraken te kunnen maken.” Vervolgens hebben Deloitte, met name in de persoon van de heer [medewerker Deloitte], en [eiser in conventie] alsmede de door [eiser in conventie] ingeschakelde heer [de jurist], door Deloitte gesuggereerde aanpassingen in het concept van de overeenkomst besproken. Een en ander heeft geleid tot een tweede concept van de overeenkomst dat op diverse punten is gewijzigd ten opzichte van het eerste concept. Dit tweede concept is op 12 juni 2006 door Deloitte aan [gedaagde in conventie] toegezonden. In de daaropvolgende weken overleggen Deloitte en, met name, de heer [de jurist] nog per e-mail over verschillende andere in de conceptovereenkomst aan te brengen wijzigingen. 2.5. Bij brief van 6 juli 2006 heeft [medewerker Deloitte] (Deloitte) aan [eiser in conventie] onder meer geschreven: “Naar ik begreep heeft u van de heer [gedaagde in conventie] de kopieën ontvangen van correspondentie met betrekking tot de LPG-installatie. Daaruit blijkt dat het voor Salland Olie duidelijk moest zijn dat daarvan slechts het gebruiksrecht overgaat en niet de eigendom. Wilt u mij bevestigen dat dit zo is, zodat cliënt bij de levering niet voor verassingen komt te staan? (....) Kunt u mij vervolgens in algemene zin de voortgang van de verkoop met cliënt toelichten? Tenslotte heb ik al eerder gevraagd om kopieën van eerdere correspondentie met de heer [medewerker Salland Olie], kan ik deze inmiddels ontvangen?” 2.6. Bij brief van 28 juli 2006 heeft [medewerker Deloitte] (Deloitte) aan [eiser in conventie] onder meer geschreven: “(....) Zoals cliënt en ik u – en de heer [de jurist] – meerdere malen hebben aangegeven maakt cliënt zich zorgen over de status en voortgang van het verkooptraject. (....) U bent bekend met de tijdsdruk die op cliënt ligt, zowel vanuit NOA als vanuit de bank. Namens cliënt verzoek ik u dan ook met klem per omgaande schriftelijk het gehele verloop en het geplande vervolg, voorzien van uitgewisselde correspondentie voor zover cliënt die nog niet heeft, weer te geven en toe te lichten. (....) Op enig moment is door u een conceptkoopcontract aan cliënt voorgelegd. Of dat concept volgt op een schriftelijke bieding van Salland is onduidelijk. Hoe de (prijs-) onderhandelingen zijn verlopen evenzeer.(....) In uw offerte beschrijft u uw werkzaamheden als advies en begeleiding. U offreert (en declareert) ook uren van jurist [de jurist]. Verondersteld mag dus worden dat u niet alleen alle relevante gegevens betreffende het tankstation kent, maar daarvan ook de (juridische) risico’s heeft geïnventariseerd en heeft geadviseerd aan cliënt. Dit lijkt echter niet het geval te zijn, althans niet op een voor cliënt zichtbare manier. (...) Ik heb op 19 juli jl. met u telefonisch contact gezocht en u gaf onder meer aan dat het voor [gedaagde in conventie] beter is niet belast te zijn met te veel wetenschap over de voortgang. U zegt hem dus niets anders dan dat het wel goed komt (....). U komt hiermee uw plicht tot informatieverstrekking ex artikel 7:403 BW niet na. (...) Overigens, aangezien u mijn namens cliënt geschreven brieven tot dusverre niet beantwoordt en mij telefonisch zelden te woord staat, heb ik sterk de indruk dat u mij bewust negeert. Daarmee passeert u een - u bekende – wens en instructie van uw opdrachtgever om mij in het proces te betrekken en mij van informatie te voorzien. (...)” 2.7. Bij brief van 23 augustus 2006 heeft mevrouw Nhass van Deloitte aan [eiser in conventie] geschreven dat zij namens [gedaagde in conventie] de overeenkomst met [eiser in conventie] ontbindt: “De reden voor ontbinding is gelegen in het feit dat u op diverse punten wanpresteert. Zo voldoet u niet aan uw verplichting van artikel 7:403 BW tot het informeren van de opdrachtgever. Cliënt tast thans in het duister omtrent de vraag wat de stand van zaken is. Voorts heeft u cliënt nimmer inzage gegeven in de door u met derden gevoerde correspondentie. Daarnaast zijn aperte fouten gemaakt op het punt van inventarisatie en verwerking van relevante informatie. (...) Op grond van het voorgaande heeft cliënt geen vertrouwen meer dat de opdracht door u op juiste wijze wordt verricht en voltooid zal worden. Ik moge u wel verwijzen naar de brief van 28 juli 2006 (ingebrekestelling) (....). Naar aanleiding van het bovenstaande heeft cliënt het voldoen van de door u opgestelde facturen op grond van artikel 6:262 BW opgeschort. (....) Nu de overeenkomst per heden is ontbonden verzoek – en voor zover nodig sommeer – ik u uw “werkzaamheden” te beëindigen. Op u rust een ongedaanmakingsverplichting. Dat houdt in dit geval in dat u alle reeds betaalde facturen aan cliënt dient terug te betalen, behoudens een in redelijkheid vast te stellen vergoeding voor de waarde van uw inspanningen. (...) Ik zeg u aan dat cliënt alle schade die hij als gevolg van uw verzaken lijdt of in de toekomst zal lijden op u zal verhalen. (...)” 2.8. [eiser in conventie] heeft op de brief van Nhass gereageerd bij brief van 24 augustus 2006. Hij heeft laten weten dat hij de handelwijze onverstandig, voorbarig en schadelijk voor [gedaagde in conventie] vindt. [eiser in conventie] heeft onder meer geschreven: “Nadrukkelijk wil ik u er op wijzen dat uw handelwijze de heer [gedaagde in conventie] schade berokkent aangezien de deal met de heer [medewerker Salland Olie] vanmorgen afgerond zou worden. (...) Alleen al door te melden aan de heer [medewerker Salland Olie], dat ik de belangen van de heer [gedaagde in conventie] niet langer behartig zal de koper de indruk geven dat er onrust aan de zijde van de heer [gedaagde in conventie] is waar koper zijn voordeel mee zal kunnen doen. (...)” Ter comparitie van partijen heeft [eiser in conventie] onder meer verklaard; “Het is niet juist dat het mijn bedoeling was om bij de afspraak op 24 augustus 2006 bij Salland het contract te tekenen. Het was mijn bedoeling om bij die afspraak het in overleg met Deloitte gewijzigde contract mee te nemen. Dat zou dan een praatstuk zijn. Zover is het nooit gekomen omdat ik toen door mevrouw Nash van Deloitte van deze zaak ben gehaald. Ik heb vervolgens ook niet meer aan deze zaak gewerkt. ” 2.9. In een brief van 24 augustus 2006, inzake “[gedaagde in conventie] / Salland Olie (verkoop tankstation)”, heeft Nhass aan Salland geschreven: “Met referte aan ons telefonisch onderhoud deze ochtend te 9.15 uur deel ik u in bovengenoemde aangelegenheid nogmaals mede dat de heer [eiser in conventie] niet meer gemachtigd is om de belangen van cliënt te behartigen. Elke rechtshandeling verricht door de heer [eiser in conventie] vindt derhalve zonder last plaats. (...)” In reactie daarop heeft Salland, eveneens op 24 augustus 2006, aan Nhass geschreven: “Zoals gisteren reeds telefonisch meegedeeld door de heer [medewerker Salland Olie] valt er weinig te bespreken over de verkoop van het tankstation van de familie [gedaagde in conventie]. Er bestaat reeds overeenstemming tussen partijen over de details van de overeenkomst. (....) Mocht u niet verschijnen, dan zullen wij de transactie afronden en tot formalisering overgaan.” 3. De vordering in conventie 3.1. [eiser in conventie] vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, primair - voor recht verklaart dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden en niet is geëindigd en - [gedaagde in conventie] hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen in zoverre zijn bevrijd, veroordeelt tot het betalen van € 12.251,61, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de in onderdeel 21 van de dagvaarding genoemde data tot aan de dag der algehele voldoening en voorts - [gedaagde in conventie] beveelt om direct na het tot stand komen van de verkoopovereenkomst dit schriftelijk aan [eiser in conventie] te melden, onder vermelding van de overeengekomen koopsom, de transportdatum en de behandelend notaris, een en ander op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 100.000,00 voor het geval dat niet aan een van deze verplichtingen wordt voldaan; subsidiair [gedaagde in conventie] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot het betalen van € 12.251,61, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de in onderdeel 21 van de dagvaarding genoemde data tot aan de dag der algehele voldoening en voorts [gedaagde in conventie] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van een tot het honorarium behorende overnameprovisie van € 18.600,00 dan wel een in goede justitie vast te stellen redelijk honorarium; meer subsidiair [gedaagde in conventie] hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot het betalen van een in goede justitie vast te stellen honorarium; en, voor alle gevallen, [gedaagde in conventie] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, des dat de een betaald hebbende de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd. 3.2. [eiser in conventie] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, onder meer de navolgende stellingen ten grondslag. [eiser in conventie] heeft uit hoofde van de overeenkomst ten behoeve van de verkoop van het tankstation van [gedaagde in conventie] werkzaamheden verricht en daarvoor [gedaagde in conventie] facturen gezonden. Tot de door [eiser in conventie] verrichte werkzaamheden behoorden het vinden van een potentiële koper, het voeren van onderhandelingen met diverse betrokkenen, het voeren van overleg met de accountant van [gedaagde in conventie] en het opstellen van concepten van de overeenkomst. Er is geen reden aan te wijzen waarom [gedaagde in conventie] de facturen van [eiser in conventie] van juli en augustus 2006, in totaal een bedrag van € 12.251,61, niet hoeft te betalen. Indien met de brief van de accountant van [gedaagde in conventie] van 23 augustus 2006 bedoeld is de overeenkomst te ontbinden, geldt dat de accountant niet bevoegd was de overeenkomst te ontbinden terwijl, als hij wel bevoegd was, er geen sprake was van een verzuimsituatie noch een geldige ingebrekestelling. [gedaagde in conventie] komt ook geen beroep op opschorting toe. Op grond van de overeenkomst heeft [eiser in conventie] bovendien recht op een overnameprovisie van 4% van het totale transactiebedrag. Het is [eiser in conventie] onduidelijk of en voor welk bedrag het tankstation is verkocht. Derhalve heeft [eiser in conventie] recht en belang om daarvan op de hoogte te worden gebracht. Indien de accountant van [gedaagde in conventie] bevoegd was om namens [gedaagde in conventie] te handelen, leest [eiser in conventie] in de correspondentie van de accountant een verzoek van [gedaagde in conventie] om de overeenkomst te beëindigen zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 van de algemene voorwaarden. Bij tussentijdse opzegging heeft [eiser in conventie] op grond van artikel 8 lid 2 van de algemene voorwaarden recht op een redelijke deel van het honorarium. Ten tijde van de opzegging lag de verkoop van het tankstation van [gedaagde in conventie] binnen handbereik. De opzegging is toe te rekenen aan [gedaagde in conventie] zoals bedoeld in artikel 7:411 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op die grond vordert [eiser in conventie] subsidiair 4% overnameprovisie over het laatst bekende bod, althans een naar redelijkheid vast te stellen deel daarvan. Dat bod bedroeg € 465.000,00, zodat [eiser in conventie] naast betaling van zijn facturen in dat geval een bedrag van € 18.600,00 toekomt. Op grond van artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden is [gedaagde in conventie] over de openstaande facturen rente verschuldigd van 2% per maand. 4. Het verweer in conventie 4.1. [gedaagde in conventie] concludeert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie] in zijn vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, dan wel deze aan hem zal ontzeggen, met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure. 4.2. [gedaagde in conventie] voert de volgende verweren aan. De jurist van Deloitte was wel degelijk bevoegd om namens [gedaagde in conventie] de overeenkomst te ontbinden. [eiser in conventie] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst door voor een veel te hoog bedrag het tankstation te taxeren en zonder overleg met [gedaagde in conventie] een conceptovereenkomst op te stellen en die, eveneens zonder overleg, aan een potentiële koper, Salland, toe te sturen. Voorts heeft hij nagelaten een naderhand gewijzigd concept van de overeenkomst, dat door [gedaagde in conventie] was goedgekeurd, aan Salland toe te sturen. Salland bleek later niet meer bereid te onderhandelen over dat door [gedaagde in conventie] goedgekeurde concept maar hield [gedaagde in conventie] aan het door [eiser in conventie] zonder overleg opgestelde concept van de overeenkomst. [eiser in conventie] heeft daardoor kennelijk de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gewekt, waarmee hij volledig buiten het kader van de overeenkomst is getreden. Het door [eiser in conventie] opgestelde concept bevat allerlei fouten en is bovendien een koperscontract. Zo staat er een schone grond garantie in en is ten onrechte de indruk gewekt dat de LPG-installatie eigendom was van [gedaagde in conventie] en onderdeel uitmaakte van het te verkopen tankstation. Ook is er geen rekening gehouden met het beëindigen van een olieafnamecontract en heeft er geen kadastraal onderzoek plaatsgevonden. [eiser in conventie] heeft aldus de belangen van [gedaagde in conventie] niet gediend waardoor [gedaagde in conventie] in een ongunstige onderhandelingspositie is komen te verkeren ten opzichte van Salland. Tijdens het onderhandelingsproces met Salland is [eiser in conventie] volledig tekort geschoten in het tijdig informeren van [gedaagde in conventie] en diens juridisch adviseur van Deloitte. [gedaagde in conventie] heeft dan ook terecht de overeenkomst met [eiser in conventie] ontbonden zodat de gevraagde verklaring voor recht dient te worden afgewezen. Gelet op het tekortschieten van [eiser in conventie] zijn de op [gedaagde in conventie] rustende betalingsverplichtingen jegens [eiser in conventie] komen te vervallen. De werkzaamheden waarvoor [eiser in conventie] de facturen heeft gestuurd zijn van nul en generlei waarde geweest voor [gedaagde in conventie] Bovendien zijn die facturen niet of onvoldoende gespecificeerd en betwist [gedaagde in conventie] de door [eiser in conventie] in rekening gebrachte uren. Er is geen koopovereenkomst tot stand gekomen door toedoen van [eiser in conventie]. Derhalve heeft [eiser in conventie] ook geen aanspraak op de overnameprovisie van 4% van de koopsom. De overeenkomst die [gedaagde in conventie] uiteindelijk met Salland heeft gesloten raakt nog nauwelijks aan hetgeen [eiser in conventie] had voorgesteld. Het door [eiser in conventie] gevorderde bevel dient derhalve eveneens te worden afgewezen. 5. De vordering in reconventie 5.1. [gedaagde in conventie] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in conventie] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 9.074,47, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, te rekenen vanaf 23 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure. 5.2. [gedaagde in conventie] legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, al hetgeen zij in conventie heeft gesteld alsmede onder meer de navolgende stellingen ten grondslag. Door het tekortschieten van [eiser in conventie] en de ontbinding van de overeenkomst per 23 augustus 2006 zijn er ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan. Dit houdt in dat [eiser in conventie] aan [gedaagde in conventie] dient terug te betalen de declaraties die door [gedaagde in conventie] zijn voldaan, in totaal een bedrag van € 9.074,47. 6. Het verweer in reconventie 6.1. [eiser in conventie] concludeert dat de rechtbank de vordering van [gedaagde in conventie] zal afwijzen met hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde in conventie] in de kosten van de procedure. 6.2. [eiser in conventie] voert de volgende verweren aan. [eiser in conventie] herhaalt al hetgeen in de dagvaarding is opgenomen en verzoekt dat als hier ingelast te beschouwen. [eiser in conventie] ontkent dat [gedaagde in conventie] enige schade heeft geleden. Indien de ingeroepen ontbinding stand houdt ontkent [eiser in conventie] dat aan zijn prestaties geen waarde toegekend kan worden. [eiser in conventie] heeft een prospectus opgesteld terwijl uit het feit dat [medewerker Deloitte] van oordeel was dat de koopovereenkomst niet geheel voldeed niet kan worden afgeleid dat dit document van nul en generlei waarde was. Ook blijkt uit de brief van Deloitte van 28 juli 2006 dat [eiser in conventie] regelmatig contact heeft gezocht met [gedaagde in conventie] en diens accountant. Ook deze werkzaamheden zijn voor [gedaagde in conventie] van waarde geweest. Ook heeft [eiser in conventie] voor [gedaagde in conventie] een koper gevonden waarmee een overeenkomst is gesloten. Nu de gepretendeerde vordering niet uit de overeenkomst voortvloeit dient de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW te worden afgewezen. 7. De beoordeling in conventie en in reconventie 7.1. Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld worden. 7.2. De rechtbank zal eerst beoordelen of er sprake was van enig tekortschieten van [eiser in conventie] bij de uitvoering van de overeenkomst die de ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde in conventie] rechtvaardigde. De stelling van [eiser in conventie] dat Deloitte niet bevoegd was namens [gedaagde in conventie] schriftelijke de ontbinding van de overeenkomst in te roepen wordt gepasseerd aangezien door [gedaagde in conventie] is gesteld dat haar accountant daartoe bevoegd was. 7.3. Partijen zijn bij overeenkomst van 4 januari 2006 overeengekomen dat [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] zal adviseren en begeleiden bij de overname van het tankstation van [gedaagde in conventie] Deze overeenkomst valt aan te merken als een overeenkomst van opdracht, zoals bedoeld in de artikelen 7:400 e.v. BW. Een van de verwijten die [gedaagde in conventie] [eiser in conventie] maakt is dat hij in hoge mate is tekortgeschoten in de op hem rustende verplichting om [gedaagde in conventie] op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden. [gedaagde in conventie] wijst er op dat [eiser in conventie], zonder [gedaagde in conventie] daarvan op de hoogte te stellen, een conceptovereenkomst heeft opgesteld voor een potentiële koper terwijl [gedaagde in conventie] ook niet vooraf van de interesse van die koper door [eiser in conventie] op de hoogte is gebracht. [eiser in conventie] heeft die gang van zaken bevestigd. Voorts blijkt uit de correspondentie zoals hiervoor aangehaald dat de accountant van [gedaagde in conventie], tot meerdere malen toe, namens [gedaagde in conventie] om informatie heeft verzocht over het verloop van de door [eiser in conventie] gevoerde onderhandelingen en de daarbij uitgewisselde correspondentie. Deloitte heeft [eiser in conventie] tot meerdere malen toe geschreven dat [gedaagde in conventie] geen zicht had op de onderhandelingen zoals die tot dan toe door [eiser in conventie] werden gevoerd. Ter comparitie van partijen heeft [eiser in conventie] verklaard dat hij de toegevoegde waarde van Deloitte niet begreep. Voorts is door hem niet weersproken dat hij over [medewerker Deloitte] van Deloitte gezegd zou hebben, zoals [gedaagde in conventie] ter comparitie van partijen heeft verklaard, “die meneer moet ik niet”. Naar aanleiding van de opmerking van [gedaagde in conventie], ter comparitie van partijen, dat zij regelmatig probeerde [eiser in conventie] telefonisch te bereiken doch dat hij nooit bereikbaar was en ook nooit terugbelde, heeft [eiser in conventie] opgemerkt dat de verkoop in de vakantietijd viel en mensen niet altijd bereikbaar waren. 7.4. Reeds de bovengenoemde feiten brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat [eiser in conventie] tekort is geschoten in zijn verplichting om [gedaagde in conventie] behoorlijk te informeren over de inhoud en voortgang van de door hem ten behoeve van de verkoop van het tankstation verrichte werkzaamheden. In het bijzonder valt niet te begrijpen dat [eiser in conventie], voordat hij Salland als potentiële koper benaderde en haar een conceptovereenkomst toestuurde, dit niet heeft besproken met zijn opdrachtgeefster. [gedaagde in conventie] had door [eiser in conventie] tenminste vooraf op de hoogte dienen te worden gesteld van de identiteit van de potentiële koper en het door hem opgestelde conceptcontract, zodat [gedaagde in conventie] zich daarover kon uitlaten. Het is immers niet ondenkbaar dat [gedaagde in conventie] bezwaren had tegen Salland en/of de aan de koop te verbinden condities, waaronder de koopprijs. De desinformatie door [eiser in conventie] blijkt ook uit het feit dat [gedaagde in conventie] niet op de hoogte was van het feit dat [eiser in conventie] een tweede, gewijzigd concept van de koopovereenkomst, dat in samenspraak met Deloitte tot stand was gekomen, niet aan Salland blijkt te hebben voorgelegd. [eiser in conventie] stelt dat hij het tweede concept als “praatstuk” aan Salland had willen voorleggen tijdens een afspraak op 24 augustus 2006 en dat die afspraak door de ontbinding van de overeenkomst niet is doorgegaan. Het aangepaste concept was echter al op 12 juni 2006 door Deloitte aan [gedaagde in conventie] gezonden en uit niets blijkt dat [eiser in conventie] [gedaagde in conventie] er van op de hoogte heeft gebracht dat hij op dat moment nog niets met dat concept ging doen. 7.5. Voorts blijkt uit de met Deloitte gevoerde correspondentie, zoals hiervoor aangehaald, en hetgeen ter comparitie door partijen is opgemerkt, dat [eiser in conventie] onnodig terughoudend is geweest met het verschaffen van informatie aan [gedaagde in conventie], al dan niet via Deloitte, over de door hem gevolgde werkwijze en geboekte resultaten terwijl eveneens vast staat dat regelmatig om die informatie is verzocht. Waar [eiser in conventie] stelt dat het niet nodig was om die informatie aan [gedaagde in conventie] en/of Deloitte te verstrekken heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij die verzoeken om informatie naast zich neer kon leggen omdat de belangen van [gedaagde in conventie] daarmee zouden zijn gediend. Het valt niet in te zien waarom [eiser in conventie] aan verzoeken om informatie door [gedaagde in conventie] voorbij mocht gaan. [eiser in conventie] wijst er op dat uit de overeenkomst geen verplichting tot het verstrekken van informatie volgt doch de inhoud van de opdracht, te weten begeleiding en advisering van [gedaagde in conventie], brengt reeds mee dat [gedaagde in conventie] geïnformeerd diende te worden. Een op de opdrachtnemer rustende verplichting tot het verstrekken van informatie volgt, binnen zekere grenzen, bovendien ook uit het bepaalde in artikel 7:403 lid 1 BW. Uit hetgeen ter comparitie naar voren is gebracht blijkt bovendien dat [eiser in conventie] er weinig voor voelde Deloitte bij zijn werkzaamheden te betrekken en haar van informatie over de door hem verrichte werkzaamheden te voorzien. Aangezien Deloitte op verzoek van [gedaagde in conventie] er bij was gehaald (mede) omdat [gedaagde in conventie] behoefte had aan meer duidelijkheid over de tot dan toe door [eiser in conventie] gevolgde werkwijze en het door hem opgestelde conceptcontract, had [eiser in conventie] een meer coöperatieve houding dienen aan te nemen jegens Deloitte. Zo heeft Deloitte, tot meerdere malen toe, [eiser in conventie] verzocht “de voortgang van de verkoop met cliënt toelichten” en verzocht zij om kopieën van eerdere correspondentie met de heer [medewerker Salland Olie] van Salland. [eiser in conventie] heeft die verzoeken onbeantwoord gelaten, zonder dat daar een goede reden voor is gegeven. Dat de inschakeling van Deloitte een vertraging opleverde, zoals [eiser in conventie] stelt, acht de rechtbank onvoldoende aangetoond en is bovendien in dit verband niet relevant aangezien [gedaagde in conventie] die inschakeling verlangde. 7.6. De vooromschreven handelwijze van [eiser in conventie] levert een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op die de ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde in conventie] rechtvaardigde. [eiser in conventie] heeft in dit verband gesteld dat, zo er sprake is van (toerekenbaar) tekortschieten, het [gedaagde in conventie] niet vrij stond om, bij brief van 23 augustus 2006, de overeenkomst te ontbinden aangezien er geen sprake was van een verzuimsituatie noch een geldige ingebrekestelling. De rechtbank volgt deze stelling van [eiser in conventie] niet. [eiser in conventie] was immers, zoals vast staat, voorafgaand aan de brief van 23 augustus 2006 tot meerdere malen toe door [gedaagde in conventie], al dan niet via Deloitte, verzocht duidelijkheid te verschaffen over de stand van zaken rondom zijn werkzaamheden. Na eerdere mondelinge en schriftelijke verzoeken schrijft Deloitte namens [gedaagde in conventie] in een brief van 28 juli 2006 aan [eiser in conventie], na alle klachten nog eens uiteen gezet te hebben: “Namens cliënt verzoek ik u dan ook met klem per omgaande schriftelijk het gehele verloop en het geplande vervolg, voorzien van uitgewisselde correspondentie voor zover cliënt die nog niet heeft, weer te geven en toe te lichten.” Derhalve had het voor [eiser in conventie] op 28 juli 2006 duidelijk moeten zijn dat hij, gelet op de eerdere vragen, direct de gevraagde opheldering diende te verschaffen. In de brief wordt ook duidelijk aangegeven dat verder uitstel daarvan niet meer acceptabel was omdat dit [gedaagde in conventie] in (nog) grotere problemen zou brengen. Onder die omstandigheden staat vast dat [eiser in conventie], toen hij op 23 augustus 2006 nog niet op het verzoek van [gedaagde in conventie] had gereageerd, in verzuim verkeerde. [gedaagde in conventie] heeft derhalve terecht de overeenkomst met [eiser in conventie] bij brief van 23 augustus 2006 buitengerechtelijk ontbonden. 7.7. Zowel in conventie als in reconventie beroept [gedaagde in conventie] zich er op dat ten gevolge van de ontbinding van de overeenkomst ongedaanmakingsverbintenissen zijn ontstaan die haar bevrijden van iedere betalingsverplichting jegens [eiser in conventie]. In reconventie leidt dit volgens [gedaagde in conventie] tot restitutie van de reeds door haar aan [eiser in conventie] voldane facturen. [gedaagde in conventie] wijst daarnaast weliswaar op schade die zij tengevolge van de fouten van [eiser in conventie] heeft geleden, zoals de nodeloze kosten voor de bijstand van Deloitte en een slechtere onderhandelingspositie ten opzichte van de koper, doch zij vordert geen vergoeding van die schade maar restitutie van hetgeen zij reeds aan [eiser in conventie] heeft betaald. [eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] geen schade heeft geleden en wijst er op dat aan de door hem verrichte prestaties wel degelijk een waarde dient te worden toegekend. Als uitgangspunt geldt dat ontbinding van de overeenkomst partijen bevrijdt van hun verbintenissen. Van dat uitgangspunt kunnen partijen bij overeenkomst afwijken maar noch [eiser in conventie] noch [gedaagde in conventie] heeft zich in dat verband op de overeenkomst beroepen. Weliswaar heeft [eiser in conventie] verwezen naar artikel 8 van de algemene voorwaarden maar die bepaling regelt de gevolgen van tussentijdse opzegging van de overeenkomst. De ontbinding van de overeenkomst kent een eigen regeling in artikel 9 van die algemene voorwaarden en moet dan ook duidelijk onderscheiden worden van de opzegging zoals bedoeld in artikel 8. Ook wijst [eiser in conventie] op het bepaalde in artikel 7:411 lid 2 BW waaruit volgens hem volgt dat hij recht heeft op betaling van het volle loon, derhalve ook de overnameprovisie, nu het einde van de overeenkomst aan [gedaagde in conventie] is toe te rekenen. De rechtbank passeert deze stelling van [eiser in conventie] nu, daargelaten of de ontbinding aan [eiser in conventie] is toe te rekenen, in ieder geval op grond van voornoemde feiten en omstandigheden niet gezegd kan worden dat de ontbinding van de overeenkomst aan enig tekortschieten van [gedaagde in conventie] is toe te rekenen. 7.8. Het voorgaande brengt mee dat door de ontbinding van de overeenkomst per 23 augustus 2006 [gedaagde in conventie] is bevrijd van de op haar rustende betalingsverplichtingen en [eiser in conventie] is bevrijd van de verplichtingen die hij ingevolge de overeenkomst op zich heeft genomen. Uit het bepaalde in artikel 6:271 BW volgt dat bij ontbinding de reeds verrichte prestaties ongedaan moeten worden gemaakt. Uit deze systematiek volgt dan ook dat [gedaagde in conventie] door de ontbinding van de overeenkomst niet langer gehouden is de door [eiser in conventie] aan haar gezonden facturen, waarvan hij in conventie betaling vordert, te voldoen terwijl zij voorts recht heeft op ongedaanmaking van de reeds door haar verrichte betalingen aan [eiser in conventie]. 7.9. Ook [eiser in conventie] is door de ontbinding van de overeenkomst van de op hem rustende verplichtingen bevrijd. De aard van de door [eiser in conventie] verrichte werkzaamheden brengt echter mee dat die niet ongedaan kunnen worden gemaakt. Partijen stellen beide dat in verband daarmee een bepaalde waarde zal moeten worden toegekend aan de werkzaamheden die door [eiser in conventie] in het kader van de opdracht zijn verricht. Nu in de overeenkomst daarover niets is geregeld zal de rechtbank hier tot uitgangspunt nemen de regel zoals neergelegd in artikel 6:272 lid 2 BW. In dit artikel is bepaald dat, indien de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, de vergoeding beperkt wordt tot het bedrag van de waarde die de prestatie (de werkzaamheden van [eiser in conventie]) voor de ontvanger (hier: [gedaagde in conventie]) in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad op het moment van ontvangst van de prestatie. 7.10. [gedaagde in conventie] stelt in dat verband primair dat de door [eiser in conventie] voor haar verrichte werkzaamheden geen toegevoegde waarde hebben gehad. [gedaagde in conventie] wijst er op dat het door [eiser in conventie] opgestelde taxatierapport van nul en generlei waarde is gebleken terwijl het gehele juridische traject feitelijk en uiteindelijk is verzorgd door [medewerker Deloitte] van Deloitte. Dat [eiser in conventie] voor haar een koper, Salland, heeft gevonden acht [gedaagde in conventie] ook van geen belang nu het hier een zeer voor de hand liggende koper betrof, te weten een regionale onafhankelijke oliemaatschappij. Het concept dat [eiser in conventie] van de overeenkomst heeft opgesteld heeft [gedaagde in conventie], door alle fouten die er in stonden, meer schade toegebracht dan dat het haar enig voordeel heeft geboden. Het tankstation is uiteindelijk door [gedaagde in conventie] na verdere onderhandelingen onder geheel andere condities en met een ander contract aan Salland verkocht. Als er al sprake zou zijn van toegevoegde waarde dan is die, aldus [gedaagde in conventie] subsidiair, ruimschoots betaald met de aan [eiser in conventie] voldane declaraties. 7.11. [eiser in conventie] stelt in dit verband dat zijn werkzaamheden voor [gedaagde in conventie] wel degelijk van waarde zijn geweest. [eiser in conventie] wijst er op dat hij voor [gedaagde in conventie] een verkoopprospectus heeft opgesteld en gepubliceerd alsmede een conceptovereenkomst heeft opgesteld. De door hem gemaakte taxatie, waarbij hij op een adviesprijs uitkwam van € 825.000,00, was correct. Het feit dat de verkoopopbrengst veel lager is uitgekomen had te maken met het feit dat de markt voor tankstations door overvloedig aanbod in de eerste helft van 2006 volledig inzakte. Dat [medewerker Deloitte] van oordeel was dat het concept van de overeenkomst niet geheel voldeed, brengt nog niet mee dat dit document van nul en generlei waarde was. Voorts is van belang dat [eiser in conventie] een gegadigde heeft gevonden voor het tankstation, te weten Salland, en dat Salland uiteindelijk het tankstation inderdaad heeft gekocht. Weliswaar is de koop afgerond na de ontbinding van de overeenkomst doch het bereiken van overeenstemming met Salland lag binnen handbereik op het moment dat [gedaagde in conventie] de overeenkomst heeft ontbonden. 7.12. Naar het oordeel van de rechtbank kan, anders dan [gedaagde in conventie] stelt, niet gezegd worden dat de werkzaamheden die door [eiser in conventie] in het kader van zijn opdracht zijn verricht geen toegevoegde waarde voor [gedaagde in conventie] hebben gehad. Uit de stukken blijkt immers dat [eiser in conventie] een verkoopcatalogus heeft opgesteld, dat hij een potentiële gegadigde voor het tankstation heeft gevonden die uiteindelijk ook het tankstation heeft gekocht en voorts blijkt uit de stukken dat er tijd is besteed aan overleg met [gedaagde in conventie] en/of Deloitte over de aan de koop te verbinden condities. Dat de getaxeerde waarde veel hoger is uitgevallen dan de uiteindelijke koopprijs acht de rechtbank hier minder relevant aangezien [gedaagde in conventie], weliswaar naar zij stelt met moeite, heeft ingestemd met de door [eiser in conventie] met Salland overeengekomen koopprijs. Hier staat tegenover dat [eiser in conventie], zoals hiervoor is overwogen, op verschillende punten in zijn werkzaamheden voor [gedaagde in conventie] tekort is geschoten. Bij de bepaling van de vraag wat de werkelijk waarde voor [gedaagde in conventie] van de door [eiser in conventie] verrichte werkzaamheden is geweest, zal de rechtbank dan ook, gelet op hetgeen [eiser in conventie] in het kader van de opdracht heeft verricht en bij gebreke van andere concrete aanknopingspunten, uitgaan van de facturen die door [gedaagde in conventie] zijn voldaan. De facturen van [eiser in conventie] die [gedaagde in conventie] onbetaald heeft gelaten betreffen facturen voor werkzaamheden verricht in juni, juli en augustus 2006, derhalve in de periode dat [gedaagde in conventie] het noodzakelijk achtte om Deloitte in te schakelen omdat zij onvoldoende inzicht had in de activiteiten van [eiser in conventie] en die informatie ook niet althans te laat en te beperkt van [eiser in conventie] heeft gekregen. Voor zover de werkzaamheden van [eiser in conventie], althans de heer [de jurist], in die periode hebben bestaan uit het bespreken van aanpassingen in het conceptcontract, geldt dat die aanpassingen vrijwel zonder uitzondering werden voorgesteld door Deloitte. Naar het oordeel van de rechtbank moet van de werkzaamheden van [eiser in conventie] in die maanden dan ook gezegd worden dat die, naar de gegeven omstandigheden, geen toegevoegde waarde meer voor [gedaagde in conventie] hebben gehad. Derhalve heeft [eiser in conventie] ook geen recht op betaling van die facturen, in totaal een bedrag van € 12.251,61, zodat zijn vordering (in conventie) in zoverre wordt afgewezen. Het voorgaande brengt tevens mee dat de eis van [gedaagde in conventie] in reconventie tot terugbetaling van de facturen van [eiser in conventie] die zij reeds had voldaan, in totaal een bedrag van € 9.074,47, eveneens zal worden afgewezen. 7.13. [eiser in conventie] vordert voorts betaling van de overnameprovisie die contractueel is vastgelegd op 4% van het totale transactiebedrag. [eiser in conventie] stelt dat de uiteindelijke koper door hem is aangebracht en dat het hem niet valt te verwijten dat hij zelf de klus niet heeft kunnen afronden. Uit het bepaalde in de overeenkomst volgt dat [gedaagde in conventie] de overnameprovisie pas aan [eiser in conventie] verschuldigd is op de datum van de overdracht. Nu de overeenkomst reeds voordien is ontbonden, welke ontbinding niet aan [gedaagde in conventie] is toe te rekenen, is [gedaagde in conventie] van de verplichting tot betaling van de overnameprovisie bevrijd. De rechtbank tekent daar nog bij aan dat, gelet op het tekortschieten van [eiser in conventie] zoals hiervoor omschreven, toekenning van de overnameprovisie aan [eiser in conventie] op de enkele grond dat hij de koper heeft aangedragen haar onjuist voorkomt. De vorderingen van [eiser in conventie] met betrekking tot de overnameprovisie worden afgewezen. 7.14. In samenvattende zin brengt het voorgaande mee dat zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie worden afgewezen. 7.15. [eiser in conventie] zal in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] worden begroot op: - vast recht 299,00 - salaris procureur 1.158,00 (2 punten × tarief € 579,00) Totaal € 1.457,00 7.16. [gedaagde in conventie] zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser in conventie] worden begroot op: - salaris procureur 768,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief € 384,00) Totaal € 768,00 8. De beslissing De rechtbank in conventie 8.1. wijst de vorderingen af, 8.2. veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op € 1.457,00, 8.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad, in reconventie 8.4. wijst de vorderingen af, 8.5. veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot op heden begroot op € 768,00, 8.6. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2007.?